Het vergeten Huis
Het vergeten Huis |
Er stond eens een Huis dat door de Tijd vergeten werd. Dat had het Huis niet zo bedoeld. Het was eenvoudigweg over het hoofd gezien. Toen de Tijd zich uitbreidde door de ruimte stopte hij vlak voordat hij bij het rode bakstenen huisje met de altijdgroene tuin was aangekomen.
Het duurde niet lang voordat de Tijd zijn vergissing opmerkte. Hij kwam terug om het Huis op te eisen. Maar het rode bakstenen huisje met het puntige dak wilde daar niets van weten. Het weigerde zich te laten veranderen.
Gedurende de hele aanval van de Tijd hield het Huis de ramen gesloten en weerhield het hout van werken. Het verbood de Wind om in de tuin te waaien en de dakpannen te kietelen. De Tijd trok zich terug met een waakzaam oog op het rode bakstenen huisje met de ongeroerde onderdelen. Geen blad bewoog in de altijdgroene tuin.
Van lieverlee raakte de Tijd verveeld en verliet zijn wachtpost. De Wind waaide direct naar binnen. Ze liet de dakpannen dansen en streelde het gras. Het hout kraakte en het Huis zette de ramen open.
Het rode bakstenen huisje voelde zich opgelucht maar kon niet terugkeren naar de oude routine. Het had de opmars van de Tijd succesvol buiten de deur gehouden maar nu sloop de eenzaamheid naar binnen.
Er waren eens vogels in de tuin geweest. Toen hun eieren maar niet wilden uitkomen, trokken ze weg. Er waren ook rupsen geweest maar die hadden zichzelf ingesponnen in cocons die niet meer opengingen.
Het Huis begon zich af te vragen of het zich teveel verbeeldde. Want het leek alsof de linden in de altijdgroene tuin maar met moeite hun takken konden dragen. De viooltjes treurden aan hun stengels en zelfs de Gelderse roos leek wanhopig. Bij deze trieste aanblik verloor het Huis haast z’n mortel. Dit kon zo niet langer doorgaan.
Het rode bakstenen huisje realiseerde zich dat er iets moest veranderen. Maar verandering was gevaarlijk. Het zou betekenen dat de Tijd toegelaten moest worden in de beschutting van de altijdgroene tuin. Alleen al bij dat idee begonnen de ramen te rammelen in hun kozijnen. Het rode bakstenen huisje zette die gedachten opzij.
Buiten de tuin verstreek de tijd. De bladeren in de bomen kleurden rood, bruin en geel. De linden in de tuin deden alsof ze het niet erg vonden om als enigen groen te blijven. De eiken buiten begrepen dat en waren zo vriendelijk om er niks van te zeggen. Maar het rode bakstenen huisje wist dat er iets moest gebeuren.
Het Huis sprak met de Wind en die ging op zoek naar de Tijd. Maar de Tijd was inmiddels het Huis en de tuin al haast vergeten. Hij zei dat hij niet graag terugging naar dingen die hij al eerder had gedaan. Hij vond het oude maar saai en deed veel liever iets nieuws. De Wind was verbijsterd.
Niet wetend wat ze moest zeggen, trok ze naar het dak van het Huis waar ze ging liggen om te overleggen. De Gelderse roos was de enige die merkte dat ze weer wegging. De Wind moest veel verder reizen om de Tijd te vinden. Ze ontdekte hem terwijl hij een stel kinderen door de straat achterna zat. Een klok sloeg vijf en de kinderen stoven uiteen.
De Tijd bleef een ogenblik staan en vroeg zich af waar hij nu naartoe zou gaan. De Wind stormde op hem af en hield een vurig pleidooi voor het rode bakstenen huisje. Maar de Tijd snoof: ‘Jij weer? Ik dacht dat ik je al gezegd had dat ik geen oude dingen doe.’
Terwijl hij zich omdraaide verhief de Wind haar stem en zei: ‘Hoe kunnen ze nou oud zijn als jij daar nooit bent geweest? Je bent nooit echt in het Huis of zelfs maar in de tuin geweest. Je hebt het alleen maar geprobeerd en je faalde.’
De Tijd wierp een dodelijke blik naar de Wind. Maar dat kon haar niets schelen, ze wist dat ze hem nu te pakken had. En zo kwam de Tijd naar het rode bakstenen huisje met de altijdgroene tuin.
Mokkend over de opmerkingen van de Wind, beende de Tijd met een achteloze houding door het Huis en de tuin. Hij praatte niet met het Huis en luisterde ook niet. De Tijd markeerde zijn territorium en vertrok.
Het rode bakstenen huisje keek met gemengde gevoelens om zich heen. Verandering was zo gevaarlijk. Er kroop al een gouden rand in de bladeren van de linden. De Gelderse roos barstte ineens van de rode spikkels. Vlinders kwamen uit het niets tevoorschijn toen enkele vergeten cocons opensprongen. De tuin leek zo tevreden dat het Huis blij voor hem was ondanks z’n eigen terughoudendheid.
Het was een vrolijke middag. Toen de avond kwam, viel de tuin in slaap. Het rode bakstenen huisje hield de wacht. Achterop het puntige dak liet een dakpan los en gleed naar de grond. Er was geen ontkomen meer aan.
Reacties
Een reactie posten