Wat als...? #4
Wat als de trein altijd op tijd zou zijn?
Alice stond op het perron te wachten op haar trein. Ze had haar dikke jas aan met de kraag omhoog en toch bibberde ze een beetje. Terwijl ze over het spoor staarde, bedacht ze zich dat het al een lange ochtend was geweest.
Uit haar ooghoeken zag ze iets bewegen. Er kwam een trein aan. Toen ze zag dat hij richting haar perron zwenkte, keek ze omhoog naar het informatiebord. Maar daar stond ‘niet instappen’. Dit had haar trein moeten zijn, maar de conducteur liet niemand instappen. De trein was defect, hij zou afgerangeerd worden.
Een verdoofd gevoel daalde neer over Alice. Ze had vanmorgen eerder al vertraging gehad vanwege uitgelopen werkzaamheden en nu dit weer. Ze zou pas om acht uur naar kantoor kunnen bellen. Alice keek naar de trap. Ze zou koffie kunnen halen en in de hal wachten waar het warmer zou zijn? Maar er was een vervangende trein aangekondigd en ze wist niet wanneer die binnen zou rijden.
Uiteindelijk lukte het haar om aan boord te komen. Alice stond vastgeklemd tussen een stel studenten en een man. Hij was van middelbare leeftijd gokte ze. De man staarde naar zijn hand met een frons op zijn gezicht. Zijn haren hadden een peper en zout kleur met wat grijs erdoorheen. Zijn schouders schokten toen hij zuchtte.
Moest ze hem aanspreken of niet? De man draaide zijn hoofd en keek haar aan, “Wat zou jij doen, als je slechts een ding in de wereld kon verbeteren? Een maar dus je moet zeker weten dat er geen vervelende neveneffecten zullen zijn.”, zei hij.
Alice kon even niks bedenken. Ze knipperde en zei het eerste wat in haar opkwam: “Ik zou zorgen dat de trein op tijd reed.”. De man knikte en staarde weer naar zijn hand. Tegen de tijd dat Alice haar kantoor binnenliep, was ze het haast alweer vergeten.
Maar in die nacht lukte het de vertraagde onderhoudslieden om hun achterstand in te halen. Andere onderhoudsploegen waren op tijd klaar. Ondertussen repareerde de werkplaats alle treinen en was voor het eerst in jaren helemaal leeg.
Alice ging naar het werk met haar gedachten in de forenzen kuddemodus. Toen ze echter bij het station kwam, reed haar trein op tijd. Zonder problemen haalde ze haar overstap. Vrolijk groette ze haar collega’s op kantoor, ze voelde zich levendig en fris.
De terugreis verliep net zo goed. Terwijl Alice haar huis instapte, besloot ze dat ze best een paar nieuwe recepten kon uitproberen. In de dagen die volgden, bleef haar energiepeil omhoog gaan. Haar creatieve geest ontwaakte alsof ze een lange winterslaap had gehad.
Zij was niet de enige. Alle mensen die ze tegenkwam, leken enthousiaster over hun werk en energieker in hun vrije tijd. Vreemden begonnen elkaar te begroeten op straat. Clubs en organisaties kregen een toeloop van vrijwilligers. Het hele land leek anders.
Zeven maanden later ging Alice naar de allereerste buurtbarbecue bij haar in de straat. Ze had een gezellig gesprek met Jos en Patricia die ze vaak tegenkwam onderweg naar het station. Jos vertelde hen het nieuws van die dag: “Vijf burgers van ons land zijn genomineerd voor Nobelprijzen voor wetenschappelijke doorbraken!”
“Ik hoorde ook goed nieuws”, zei Patricia, “het kabinet heeft eindelijk een goede begroting voorgesteld.”. Alice straalde naar haar buren. Waarom had het eigenlijk zo lang geduurd voordat ze elkaar leerden kennen? Het gevoel ergens bij te horen, bracht een kleur op haar wangen.
Drie jaar later stond Alice op het perron te wachten op haar trein. Vreemd genoeg was die er nog niet. Jeanet, Alistair, Jim en Paul, die altijd in dezelfde wagon als zij zaten, kwamen naar haar toe. Ze waren de situatie aan het bespreken toen de menigte naar lucht begon te happen. Om hen heen waren mensen druk bezig met hun telefoons. “Er is iets mis.”, zei Alice. Jim had zijn telefoon in de hand. Hij keek ernaar met een ernstig gezicht.
“Iemand heeft het controlecentrum opgeblazen. Het is zeer waarschijnlijk een terroristische aanslag aangezien ook alle dertien lokale controlepunten tegelijkertijd zijn aangevallen. In het hele land zullen hierdoor treinen uitvallen of met vertraging rijden. Brandweer en politie doen alles wat ze kunnen.”
Opeens was iedereen door elkaar aan het rennen op zoek naar een manier om te reizen. Alice raakte gescheiden van haar medeforenzen. Ze stond in haar eentje te midden van de chaos toen een man naar haar toekwam.
“Het was een goed idee hoor.”, zei hij. “Hè wat?”, zei Alice fronsend. “Toen ik jou vroeg wat jij zou veranderen als je maar een ding kon verbeteren. Jij zei dat de treinen op tijd moesten rijden. Het was een goed idee. Nu is het verpest. Ik hoop het eigenlijk niet. Ik bedoel, we hebben het nu gezien toch? We hebben gezien dat het kan. Dus misschien, heel misschien, maken ze het weer in orde. Ik kan niks meer doen, ik had alleen die ene kans…”, de man draaide zich om en liep weg.
Later die week, moe, gefrustreerd en in kuddemodus, las Alice een artikel over de aanval. Blijkbaar waren de verantwoordelijken allemaal aandeelhouders van het bedrijf dat de meeste stationwinkels exploiteerde. Zonder regelmatige vertragingen was de verkoop ingezakt. Reizigers brachten minder tijd door op de perrons dus kochten ze veel minder.
“Precies wat ik altijd al heb gedacht,”, zei de oudere dame naast haar. “Wat bedoelt u?”, vroeg Alice. “Nou toen ik jong was, hadden we helemaal geen vertragingen. Er waren toen geen winkels op de stations. Zo zie je maar weer hè? Het gaat allemaal om geld.” Alice zuchtte en hoopte dat het weer beter zou worden.
Wat als #4 |
Alice stond op het perron te wachten op haar trein. Ze had haar dikke jas aan met de kraag omhoog en toch bibberde ze een beetje. Terwijl ze over het spoor staarde, bedacht ze zich dat het al een lange ochtend was geweest.
Uit haar ooghoeken zag ze iets bewegen. Er kwam een trein aan. Toen ze zag dat hij richting haar perron zwenkte, keek ze omhoog naar het informatiebord. Maar daar stond ‘niet instappen’. Dit had haar trein moeten zijn, maar de conducteur liet niemand instappen. De trein was defect, hij zou afgerangeerd worden.
Een verdoofd gevoel daalde neer over Alice. Ze had vanmorgen eerder al vertraging gehad vanwege uitgelopen werkzaamheden en nu dit weer. Ze zou pas om acht uur naar kantoor kunnen bellen. Alice keek naar de trap. Ze zou koffie kunnen halen en in de hal wachten waar het warmer zou zijn? Maar er was een vervangende trein aangekondigd en ze wist niet wanneer die binnen zou rijden.
Uiteindelijk lukte het haar om aan boord te komen. Alice stond vastgeklemd tussen een stel studenten en een man. Hij was van middelbare leeftijd gokte ze. De man staarde naar zijn hand met een frons op zijn gezicht. Zijn haren hadden een peper en zout kleur met wat grijs erdoorheen. Zijn schouders schokten toen hij zuchtte.
Moest ze hem aanspreken of niet? De man draaide zijn hoofd en keek haar aan, “Wat zou jij doen, als je slechts een ding in de wereld kon verbeteren? Een maar dus je moet zeker weten dat er geen vervelende neveneffecten zullen zijn.”, zei hij.
Alice kon even niks bedenken. Ze knipperde en zei het eerste wat in haar opkwam: “Ik zou zorgen dat de trein op tijd reed.”. De man knikte en staarde weer naar zijn hand. Tegen de tijd dat Alice haar kantoor binnenliep, was ze het haast alweer vergeten.
Maar in die nacht lukte het de vertraagde onderhoudslieden om hun achterstand in te halen. Andere onderhoudsploegen waren op tijd klaar. Ondertussen repareerde de werkplaats alle treinen en was voor het eerst in jaren helemaal leeg.
Alice ging naar het werk met haar gedachten in de forenzen kuddemodus. Toen ze echter bij het station kwam, reed haar trein op tijd. Zonder problemen haalde ze haar overstap. Vrolijk groette ze haar collega’s op kantoor, ze voelde zich levendig en fris.
De terugreis verliep net zo goed. Terwijl Alice haar huis instapte, besloot ze dat ze best een paar nieuwe recepten kon uitproberen. In de dagen die volgden, bleef haar energiepeil omhoog gaan. Haar creatieve geest ontwaakte alsof ze een lange winterslaap had gehad.
Zij was niet de enige. Alle mensen die ze tegenkwam, leken enthousiaster over hun werk en energieker in hun vrije tijd. Vreemden begonnen elkaar te begroeten op straat. Clubs en organisaties kregen een toeloop van vrijwilligers. Het hele land leek anders.
Zeven maanden later ging Alice naar de allereerste buurtbarbecue bij haar in de straat. Ze had een gezellig gesprek met Jos en Patricia die ze vaak tegenkwam onderweg naar het station. Jos vertelde hen het nieuws van die dag: “Vijf burgers van ons land zijn genomineerd voor Nobelprijzen voor wetenschappelijke doorbraken!”
“Ik hoorde ook goed nieuws”, zei Patricia, “het kabinet heeft eindelijk een goede begroting voorgesteld.”. Alice straalde naar haar buren. Waarom had het eigenlijk zo lang geduurd voordat ze elkaar leerden kennen? Het gevoel ergens bij te horen, bracht een kleur op haar wangen.
Drie jaar later stond Alice op het perron te wachten op haar trein. Vreemd genoeg was die er nog niet. Jeanet, Alistair, Jim en Paul, die altijd in dezelfde wagon als zij zaten, kwamen naar haar toe. Ze waren de situatie aan het bespreken toen de menigte naar lucht begon te happen. Om hen heen waren mensen druk bezig met hun telefoons. “Er is iets mis.”, zei Alice. Jim had zijn telefoon in de hand. Hij keek ernaar met een ernstig gezicht.
“Iemand heeft het controlecentrum opgeblazen. Het is zeer waarschijnlijk een terroristische aanslag aangezien ook alle dertien lokale controlepunten tegelijkertijd zijn aangevallen. In het hele land zullen hierdoor treinen uitvallen of met vertraging rijden. Brandweer en politie doen alles wat ze kunnen.”
Opeens was iedereen door elkaar aan het rennen op zoek naar een manier om te reizen. Alice raakte gescheiden van haar medeforenzen. Ze stond in haar eentje te midden van de chaos toen een man naar haar toekwam.
“Het was een goed idee hoor.”, zei hij. “Hè wat?”, zei Alice fronsend. “Toen ik jou vroeg wat jij zou veranderen als je maar een ding kon verbeteren. Jij zei dat de treinen op tijd moesten rijden. Het was een goed idee. Nu is het verpest. Ik hoop het eigenlijk niet. Ik bedoel, we hebben het nu gezien toch? We hebben gezien dat het kan. Dus misschien, heel misschien, maken ze het weer in orde. Ik kan niks meer doen, ik had alleen die ene kans…”, de man draaide zich om en liep weg.
Later die week, moe, gefrustreerd en in kuddemodus, las Alice een artikel over de aanval. Blijkbaar waren de verantwoordelijken allemaal aandeelhouders van het bedrijf dat de meeste stationwinkels exploiteerde. Zonder regelmatige vertragingen was de verkoop ingezakt. Reizigers brachten minder tijd door op de perrons dus kochten ze veel minder.
“Precies wat ik altijd al heb gedacht,”, zei de oudere dame naast haar. “Wat bedoelt u?”, vroeg Alice. “Nou toen ik jong was, hadden we helemaal geen vertragingen. Er waren toen geen winkels op de stations. Zo zie je maar weer hè? Het gaat allemaal om geld.” Alice zuchtte en hoopte dat het weer beter zou worden.
Reacties
Een reactie posten