Stel je voor: verdwaald zijn

Stel je voor: verdwaald zijn
De zon verwarmde zijn gezicht terwijl hij in het gras lag. Vanuit de verte hoorde hij gezang en gelach. Een frons vormde zich op zijn voorhoofd. Hij zou spoedig zijn ogen open moeten doen. Hij wilde dat niet. Elke keer dat hij dat deed, leek het alsof hij door de gaten van de wereld viel naar een andere plek waar hij niet thuishoorde.

Leo opende zijn ogen en de realiteit verschoof. Hij stond in een steeg met kinderkoppen. De lucht was grauw en hij hoorde enkel lawaai. Niet wetend waar hij naartoe moest gaan, liep hij maar gewoon rechtdoor. De steeg kwam uit op een straat vol mensen. Om zich heen kijkend, sloeg hij zomaar linksaf.

Het was nu al dagen zo. Misschien zelfs langer, hij wist het niet zeker. Leo kon zich niet herinneren hoe hij hier terecht was gekomen. Hij had het gevoel dat dit een grote stad was al kon hij het niet zeker weten. De stroom winkelende mensen duwde hem naar de rechterkant van de straat. Hij liep verder, starend naar de ijzeren reling met bordjes die restaurants beneden bij het water aanduidden.

Hij kon ze zien op de werven aan de overkant van het kanaal. Hun tafels stonden klaar voor klanten die toch liever binnen zouden zitten. Hij kwam langs een bloemenkraam waar de verkoper iets riep dat hij niet verstond. Aan zijn linkerkant doken mensen in en uit winkels met hun handen vol uitpuilende tassen.

Leo volgde de kromming van de klinkerstraat totdat hij bij een weg uitkwam waar voertuigen voorbijraasden. Een steek in zijn maag gaf aan dat hij de verkeerde kant op ging. Om niet blind achter zijn gevoel aan te lopen, sloeg Leo eerst rechtsaf. Hij stak de brug over en ging nog een keer naar rechts. Hij kwam weer in de menigte langs het kanaal terecht.

Hij liet zijn schouders hangen terwijl hij doorliep. Hij had geen idee waar hij was. Soms leek het alsof het zonnige eiland enkel in zijn dromen bestond. Maar de mensen om hem heen spraken een taal die hij niet verstond. Bovendien had hij zijn buidel. Het hing aan zijn riem met kleine stenen, bloemen en een met water gevuld flesje erin. Het was belangrijk dat hij dit bij zich droeg. Hij wist alleen niet meer waarom…

Hij zag een oudere man met vriendelijke ogen en een geduldige uitstraling. Leo sprak hem aan. De man keek verward. Na een tijdje schudde de man zijn grijze hoofd en liep door. Hij gaf Leo een zacht schouderklopje in het voorbij gaan. Leo ging verder. Deze kant van het kanaal had restaurants zowel in de straat als aan het water. Honger knaagde aan zijn maag.

Een vrouw benaderde hem. Haar gezicht was schoon hoewel haar kleren tekenen van slijtage vertoonden. Ze sprak woorden die betekenisloos waren voor Leo. Hij vond haar stem wel geruststellend. Het leek haar niet dwars te zitten dat hij haar niet kon verstaan. De vrouw, die misschien in de veertig was, nam hem bij de arm en leidde hem door de massa. Hij volgde haar naar een poort in een steeg.

Binnen stonden er lange tafels klaar. De vrouw glimlachte naar hem met haar blauwe ogen. Een jonge meid met golvende zwarte haren kwam naar hen toe. Terwijl de vrouwen in gesprek waren, bestudeerde Leo hun verschillen. De vrouw had recht hangende, lichtgekleurde haren met een roze blos op haar wangen. Het meisje had donkere ogen die schuin omhoogliepen.

Een gezicht flitste door zijn gedachten. Een jonge vrouw. Eentje die thuishoorde op het zonnige eiland. Leo vroeg zich af of hij ooit haar warme glimlach weer zou zien. Of de manier waarop haar gouden ogen het licht konden vangen. Estrella! Opeens wist hij haar naam.  Met haar kersenbloesem haar en roze gekleurde huid leek ze op geen enkele vrouw die hij hier had gezien.

Leo at zonder zijn eten te proeven. Estrella bestond echt. Als zij echt was, dan moest het Eiland een bestaande plek zijn omdat zij daar was. Toen hij zich bewust werd van zijn omgeving, realiseerde hij zich dat de mensen hier bedelaars waren. Hij bestudeerde de vrouw die voor zijn maaltijd had betaald. Ze had de houding van iemand die op straat woont. Hij vroeg zich af of zij een plek kende waar deze wereld dun was.

Met een gevulde maag en water om zijn hoofd helder te maken, leek het de enige verklaring. Hij moest door een dunne plek zijn gegooid die zijn wereld met deze verbond. Als hij die plek wist te vinden, kon hij proberen naar huis te gaan. Hoewel hij nu minder verward was, had hij nog steeds een communicatieprobleem.

Leo probeerde de vrouw vragen te stellen over de stad. Ze glimlachte en knikte naar hem. Het had geen zin. Leo liet haar achter om terug te keren naar het kanaal. De plaats waar hij moest zijn, de dunne plek, het moest hier in de buurt wezen. Terwijl hij rondzwierf, kwamen steeds meer beelden omhoogdrijven in zijn gedachten. Twee kinderen stonden afgetekend tegen een blauwe lucht. Een jongen en een meisje met dezelfde gelaatstrekken.

Hij vroeg zich af of hij de dunne plek zou herkennen, de verbinding tussen deze wereld en de zijne. Hij was nu al zo vaak langs dit kanaal gelopen… Maiven en Kendrick, de jongen en het meisje uit zijn visioen. Het was een tweeling, ze waren het broertje en zusje van Estrella. Ze was hen iets aan het leren toen iemand – hun moeder? – haar had weggeroepen.

Leo stond plotsklaps stil. Estrella was hen magie aan het leren. Hij had ze geplaagd om hun onhandigheid. Als zelfverbruikers gebruikten ze geen materie voor hun spreuken. De tweeling moest nog leren om hun magie te concentreren. De gezichten die ze daarbij trokken hadden hem hardop laten lachen. Hij had iets gezegd dat hun niet aanstond. Ze hadden elkaar aangekeken, zich naar hem gekeerd en…

Hij huiverde. Hij wist niet dat Maiven en Kendrick dit soort dingen konden doen. Zijn gedachten verwarren was al erg genoeg. Maar hem naar een andere wereld sturen was een gemene streek. Ze wisten dat hij zijn magie niet zou kunnen gebruiken hier. Hij was immers een materieverbruiker.

Leo keek naar zijn buidel. De spullen die erin zaten, het was zijn materie. De zaken die hem verbonden aan zijn eigen wereld. Daar kon hij ze gebruiken voor zijn toverspreuken. Hier waren ze misplaatst. Hij zou pas magie kunnen beoefenen als hij verbonden raakte met deze wereld. Hij zou daarvoor de plaatselijke materie moeten leren kennen en een verbindingsritueel moeten uitvoeren. Echt een gemene streek.

Toch voelde hij zich beter nu hij wist waar hij mee te maken had. Hij moest beslist die dunne plek zien te vinden. Als hij op een of andere manier contact wist te maken met Estrella, dan zou zij hem kunnen helpen. Ze hadden op de hoge heuvel met de klokkentoren gestaan toen dit allemaal gebeurde. Op dat moment begon een klok het hele uur te slaan. 

Leo keek omhoog. Een toren verhief zich boven de stad. Leo moest haast hardop lachen. Hij was er de hele tijd zo dichtbij geweest! Hij begon naar de toren toe te lopen. Maar de slingerende straten brachten hem in de verkeerde richting. Telkens als hij omhoog keek, ontdekte hij de toren in een andere hoek dan daarvoor. Hij kwam maar niet dichterbij.

Gefrustreerd sprak Leo een jonge man, van ongeveer zijn eigen leeftijd, aan. Leo wees naar de toren en vroeg de man of hij wist hoe hij daar moest komen. De man reageerde in eerste instantie verward. Leo gebruikte zijn handen en voeten in een poging zijn punt te maken. Eindelijk glimlachte de man en gebaarde dat Leo hem moest volgen.

De avond was gevallen. Leo stond voor de toren en vroeg zich af wat hij nu moest doen. Rondom gingen er allemaal lichten aan. Hoewel het minder druk was op straat, voelde hij zich opgelaten om waar vreemden bij waren de plek te onderzoeken. Een groep jonge meiden liep door een passage onder de toren.

De straat was even leeg. Leo dook in de passage en speurde naar een teken op de donkere stenen. Hij wist niet waar hij naar zocht. In een opwelling stak hij zijn hand uit en raakte een van de stenen aan. Een schok schoot door zijn arm omhoog. De lucht begon rondom te knetteren. Ver weg riep een stem zijn naam. Zou het Estrella zijn?

Alle schaamte vergeten, schreeuwde Leo haar naam tegen de stenen. Een groep studenten die vlakbij de passage was, besloot liever om de toren heen te lopen. Het kon Leo niks meer schelen, hij wilde alleen nog maar naar huis. Hij streelde de stenen nu met beide handen. Waar hij ze aanraakte, werden ze warm maar verder gebeurde er niks.

Plotseling was hij uitgeput. Hij had dagenlang in een verwarde toestand rondgezworven op deze straten. Om hier te staan zonder verder te kunnen, was meer dan hij aankon. Hij liet zijn voorhoofd rusten op de stenen tussen zijn handen. De hitte nam onmiddellijk toe. Een paar handen greep zijn polsen vast. “Leo!” Hij deed zijn hoofd omhoog en keek recht in Estrella’s gouden ogen aan de andere kant van de stenen barrière.

Hun handen waren niet langer zichtbaar. Blind voelde Leo naar haar polsen en greep ze stevig vast. “Hoe kom ik er doorheen? Ik kan mijn magie niet gebruiken, wat moet ik doen?”, vroeg hij in een adem. “Hou… gewoon vast.”, gromde Estrella. Haar roze gezicht kleurde fuchsia terwijl ze fronste. Haar gouden ogen straalden. Een licht gevoel verspreidde zich door Leo’s lichaam. Hij verstevigde zijn greep op haar polsen.

Alles werd licht, hij kon zijn lichaam niet meer voelen. Toen was er warmte. Handen op zijn armen, iets zachts onder zijn voeten. Hij hoorde het geluid van vogels. Langzaam opende Leo zijn ogen. Haar warme lach en gouden ogen vertelden hem alles wat hij moest weten. Hij was eindelijk thuis.   

Reacties

Populaire posts van deze blog

Wat als...? #3

Wat als...? #4

Stel je voor: misdadige stilte